-
1 opzetten
♦voorbeelden:zij kwamen in groten getale opzetten • they turned/showed up in great/large numbers/in force/in strengthII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [op iets plaatsen] put on4 [met betrekking tot dode dieren] stuff♦voorbeelden:1 zijn kraag opzetten • turn up/raise one's collareen tent opzetten • pitch/put up a tenteen plaat opzetten • put a record ontheewater opzetten • put the kettle on (for tea)3 een zaak opzetten • set up in business, set up shopde campagne was verkeerd opgezet • the campaign was badly planned4 een opgezet exemplaar • a mounted/stuffed specimen5 mensen tegen elkaar opzetten • set/pit people against each other
Перевод: с нидерландского на английский
с английского на нидерландский- С английского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Английский